Het begon met een personeelsadvertentie die in september 1975 zowel in de Volkskrant als in de Haagse Courant stond. Het NBLC zocht een redacteur popmuziek voor de Grammofoonplaten Informatie Dienst (GID), een onderdeel van de Lektuur Informatie Dienst (LID). Die GID was een jaar eerder door mij opgezet en in januari 1975 van start gegaan. De aanschafinformaties van grammofoonplaten werden gepubliceerd in de vorm van een weekblad: Infono. Daarin schreef ik elke week gegevens over ca. 75 nieuwe grammofoonplaten in alle muziekgenres die besteld konden worden bij de Nederlandse Bibliotheek Dienst (NBD). De GID startte met twee personeelsleden: naast mij was dat de bibliografische medewerker Lies Prins. Dat was een smalle basis, wat al in mei bleek toen ik een week ziek was. Ik had voor alle zekerheid wel een kleine voorraad aanschafinformaties opgespaard, maar al tijdens de ziekteweek was duidelijk dat de basis van twee te smal was om de continuïteit van het aanbod te verzekeren. Er werd besloten, dat er een tweede auteur/redacteur voor Infono bij moest komen. Daarmee kon tevens aan de wens van de bibliotheken tegemoet gekomen worden die om een groter aanbod vroegen. Gekozen werd voor een redacteur popmuziek. De advertenties hadden succes: het woord popmuziek inspireerde 73 personen om te solliciteren. Het grootste deel van de sollicitanten viel meteen af omdat zijn misschien wel min of meer deskundigheid bezaten over popmuziek, maar er geen idee van hadden wat de werkzaamheden van een redacteur inhield. Er bleven 17 kandidaten over waarmee gesprekken werden gevoerd. De kandidaat die op de eerste plaats eindigde had een paar jaar ervaring opgedaan als medewerker van het popblad Oor waar hij o.a. de platen van de Duitse popgroepen recenseerde. Ik was er zeker van dat een redacteur die tegen de permanente druk van een publicatie als Oor opgewassen was het ook met de door mij opgeroepen spanning van een weekblad voor bibliotheken zou redden. Een extra pluspunt voor de kandidaat werd gevormd oor het feit dat hij tijdens zijn sollicitatie de drie leden van van de selectiecommissie aan het lachen had weten te brengen. We hadden het gevoel dat hij wel in ons team zou passen. Zijn naam was Ted Leijendekker maar ook Ted Leyendekker. Dat mocht allebei verzekerde hij ons. En zo kwam Ted in het leven van de NBLC-ers terecht.
Het was meteen duidelijk: Ted paste moeiteloos in het kleine Infonoteam. We verdeelden het repertoire. Hij ging de popmuziek doen, de rockjazz, de blues en een deel van de wereldmuziek. Een klein deel van de populaire muziek bleef onder mijn verantwoording: Frans repertoire, folk en een genre waar Ted zich niet aan waagde: de relipop. Wanneer de repertoireindeling niet duidelijk was gingen we in overleg. We bleken elkaar natuurlijk aan te vullen. Een voorbeeld daarvan was roken. Ik rookte niet, dus wierp Ted zich op om dat in evenwicht te brengen: hij rookte voortaan voor twee. Ted begreep meteen wat de mogelijkheden maar ook de beperkingen waren bij het publiceren van aanschafinformaties. De eerste twee weken controleerde ik zijn kopij en dat heb ik in de 850 daarop volgende weken nooit meer gedaan, ook niet wanneer hij in een mindere periode zat. Wat er ook gebeurde binnen en buiten het NBLC: Ted schreef altijd goede kopij.
Ted bleek een bron voor anekdotes te zijn. Vele daarvan zullen nog lang verteld worden. Een goed voorbeeld daarvan is het verhaal hoe Jose Nieto Ibanez bij onze dienst terecht kwam. Jose was een politiek vluchteling uit Chili. Hij was een telg uit een vooraanstaande familie in Barranquila (Colombia), hij studeerde geschiedenis in Havana (Cuba) en emigreerde naar het Chili van Salvador Allende. Na de staatsgreep van Pinochet op 11 september 1973 kwam hij in de beruchte gevangenis in Santiago terecht. Een paar jaar later kwam hij met vrouw en kind in het kader van een hulpprogramma in Nederland en bij het NBLC terecht. Hij ging werken bij de administratie waar zijn voornaamste taak de boekhouding van de GID was. Met zijn directe chef, Kees de Best, boterde het niet. Kees begreep niet dat een afgestudeerde Colombiaan iets anders is dan een jongste bediende. Dat had helemaal verkeerd kunnen aflopen, maar door de bemiddeling van Ted die Spaans sprak (hij had in Marbella gewerkt) lukte het ons om José bij onze dienst onder te brengen. Zijn werk bleef vrijwel gelijk, maar hij had nu een andere chef. Met een andere nieuwkomer bij onze dienst, Ad Blokland, sloot Ted vriendschap. Samen hebben ze ons als zangduo laten lachen om hun vertolkingen van Nederlandse meezingers. Ook toen ze beiden al niet meer werkten bij NBD Biblion verschenen ze zo nu en dan samen bij ons op het podium. Hun grootste succesnummer: Kleine kokette Katinka. Ted en Ad waren in de jaren voor 1990 beiden ook aktief in het NBLC cabaret dat elk jaar in december op de planken stond. Eén keer werd het cabaret door omstandigheden pas half januari opgevoerd. Dat jaar was natuurlijk een uitgebreid kerststuk het centrale nummer. In een echte kerststal stond een kribbe waaruit zacht groen licht scheen. Dat licht was afkomstig van een commodore computer want het thema van het stuk was de komst van computers op de bureaus van het NBLC. Ted had me gevraagd om een rol waarvoor hij niet veel tekst hoefde te leren. Hij kreeg de rol van de ongewone ezel in de stal die niet i-a balkte, maar a-i. Dat deed hij meerdere keren op vol volume in het stuk, want Ted was de running gag. Die a-i zou hem blijven volgen, want ook Ted was een van de 700 recensenten van NBD-Biblion die (een paar maanden voor zijn overlijden) werden bedankt voor hun belangrijke werk en vervolgens werden afgedankt omdat de a-i’s voortaan door kunstmatige intelligentie (A-I’s dus) zouden worden “geschreven”.
Nog een echte Ted-anekdote gaat over de ingebruikneming eind jaren ’70 van de nieuwe NBLC-kantine in de vorm van een bruin café en twee daarnaast iets lager gelegen sfeervolle vergaderzalen zonder ramen. Deze ruimten kwamen vrij doordat de huisdrukkerij naar de andere kant van de Taco Scheltemastaat was verhuisd. Natuurlijk moest er nu een feest komen om de nieuwe ruimten in gebruik te nemen. Van de gelegenheid werd ook gebruik gemaakt om de nieuwe geluidsinstallatie te presenteren: een verrijdbare meubel met draaitafel, mengpaneel en versterker. Die installatie werd in de eerste vergaderzaal opgesteld en ernaast was ruimte om te dansen. Nadat ik met relatief rustige muziek was begonnen werd het tijd voor een wat steviger geluid. Ted was DJ nummer twee en hij werd aangekondigd als “Mr. Wild Punk”. Gekleed in een opvallend gekleurde dj-jas kwam hij brullend het trapje van de kantine naar de zaal af, wuivend met zijn linkerhand en met in zijn rechterhand een pilsje. Dat pilsje zette hij op de rand van het geluidsmeubel, brulde nog een keer, zwaaide met zijn handen in de lucht, wipte het pilsje omver, het bier dook de versterker in die “poef” deed en een witte wolk produceerde en alles was donker. Bij het licht van de vlammetjes van de aanstekers die iedereen toen nog bij zich had werd de schade opgenomen en de stekker uit het stopcontact gehaald. Nadat de stroom weer was hersteld en de niet meer functionerende geluidsinstallatie in een hoek was gereden werd het feest voortgezet met behulp van de versterker uit Teds werkkamer en de draaitafel uit mijn werkkamer. Wel zonder microfoon. De nieuwe geluidsinstallatie werd gerepareerd maar is de aanslag nooit te boven gekomen.
De omvang van onze dienst nam in de jaren ’80 toe. De komst van de compact disc en het starten met een dienstverlening voor bladmuziek waren daar debet aan. Ted werd benoemd tot secretaris van de werkgroep die onze dienst begeleidde en controleerde waardoor hij contacten kreeg met muziekbibliothecarissen uit verschillende plaatsen. Ook dat leverde vriendschappen op. Bijzonder was ook, dat de vertegenwoordigers van de platenmaatschappijen meestal op maandag hun nieuwe titels kwamen aanbieden. Op maandag kregen zij het nieuwe aan te bieden materiaal en de meesten kwamen daarna bij ons horen wat ze nu in hun tas hadden: wij wisten meestal meer van het repertorie dan hun eigen labelmanagers. In 1990 bestond de afdeling uit tien medewerkers, maar eind 1993 werd duidelijk, dat achter onze ruggen om werd gewerkt aan de sloop van de dienst. Begin 1994 fuseerde onze informatiedienst met de Centrale Discotheek in Rotterdam. Het was het einde van Infono en van Teds baan. Gelukkig kon hij aan de slag als centrale redacteur bij de dienst die producten (voornamelijk boeken) in het Turks, Arabisch en voor, zover te vinden, Berber signaleerde voor de bibliotheken. Maar ook aan die baan kwam abrupt een einde in 1999, toen de subsidie voor die dienstverlening werd gestopt. Dat betekende het einde van Teds werkzaamheden voor wat nu NBD/Biblion heette.
Voor de meeste NBD-ers verdween Ted uit beeld, maar niet voor mij. Mijn schoonmoeder (nr.2) woon- de in een bejaardenwoningcomplex in Leidschendam. Op een dag vertelde zij mij dat ze een nieuwe vriendin had gevonden in een medecursist van de teken- en schilderclub en dat die vriendin mij kende. Het bleek Teds schoonmoeder (zijn nr. 1) te zijn. En wanneer twee schoonmoeders gaan praten over hun schoonzoons blijft er niets meer geheim. Zo werd mij duidelijk hoe intens Ted en zijn (ex-)vrouw Joke hun gehandicapte dochter Esther verzorgden en ook waar het mis ging met Teds gezondheid. Ted was een van de eersten die zich als lid aanmeldde bij de SLBO. Met vrijwel alle excursies is Ted sindsdien mee geweest (voor de laatste keer met de Minglemush eetuitstap naast de KB in 2019) en ook bij de meeste vergaderingen was Ted aanwezig. Bij een van die bijeenkomsten deelde Ted met een zekere trots zijn nieuwe visitekaartjes uit: Ted Leyendekker, acteur. Hij speelde o.a. in een film en in locale tv-series en kon er enthousiast over vertellen. De laatste twee jaar ging het slecht met Teds gezondheid. Op 30 april is hij in het ziekenhuis overleden. Zijn laatste rol was uitgespeeld, maar hij zal in de herinnering van mij en vele anderen voortleven zolang als de verhalen over hem verteld blijven worden.
Wolter van der Zwaan.-