Den Haag, 12 juli 2023

Bij het afscheid van Aart Blom sprak Leo Cornelissen een persoonlijk woord als vriend en oud-collega. De tekst zoals uitgesproken volgt hieronder.

Voor wie mij niet kent: ik ben Leo Cornelissen en was van 1981 tot eind 2002 adjunct-directeur van de Nederlandse Bibliotheek Dienst, het bedrijf waarbij Aart, vanaf het ontstaan altijd ten nauwste was betrokken.
Ik weet niet hoe het de meesten van u is vergaan toen u de overlijdenskaart van Aart ontving. Ik wist dat het einde zeer nabij was, en had 2,5 week daarvoor nog een laatste gesprek met hem mogen hebben, maar ik heb desondanks lange tijd wezenloos naar de kaart zitten kijken. Het was en is eigenlijk nog steeds voor mij een onwezenlijk iets dat Aart er niet meer zou zijn. Hij was er immers altijd. Behalve mijn partner en mijn ouders is er niemand in mijn bestaan met wie ik, zoveel, zo lang, en zo intensief, contact heb gehad als met Aart.
Eerst 20 jaar dagelijks bij de NBD en een nog langere tijd daarna, toen we beiden gepensioneerd waren en we elkaar minstens eens in de 2 maanden zagen.

Op 18 feb.2002 tijdens het afscheidsetentje met de staf van het bedrijf ter gelegenheid van Aarts pensionering mocht ik hem toen, namens ons allen, ook toespreken.
Al destijds, en dus niet alleen bij een gelegenheid als deze, achteraf, maar al bij die bijeenkomst spraken wij heel nadrukkelijk ons respect en enorme waardering voor hem uit. Hij heeft daar dus zelf ook kennis van genomen, dat wij dat zo vonden. Het was hem toen ook aan te zien, dat het hem goed deed.
Zijn grote inzet, betrokkenheid, kennis van zaken, beslistheid, koersvastheid, vasthoudendheid, zijn sociale instelling en nog veel meer: zo hebben wij hem bij de NBD bijna altijd ervaren.
Maar vergis u niet. Aart werd ook wel vergeleken met een flexibele leren bal met een stalen kern daarbinnen. Hij kon namelijk soms ook spijkerhard zijn, maar over het algemeen was hij de erudiete vriendelijkheid zelve.

Hij had ook een ijzersterk imago binnen de boeken- en bibliotheekwereld. Toen de bibliotheken geconfronteerd werden met forse subsidiebezuinigingen en die probeerden af te wentelen op ons als hun hofleverancier, moesten wij stevig aan de bak, waarbij ik de bad-guy mocht zijn om dat te pareren, waarna Aart als de good-guy een paar kleine toezeggingen deed, zodat wij precies uitkwamen waar we van tevoren hadden afgesproken dat we wilden uitkomen.

Van Aarts zakelijke bedrijfsvoering mag niet onvermeld blijven zijn immer stimulerende houding t.a.v. nieuwe innovatieve bedrijfsprocessen. Als financiële man was hij natuurlijk zeer alert op de daarvoor noodzakelijke investeringen, maar hij ging er absoluut voor. Als NBD hadden we wel een wat ambtelijke naam, maar in die 90’er jaren was het een organisatie bruisend van moderniseringsprojecten. Zoals de ontwikkeling van door ons zelfgebouwde hightech binderij-machines, en t.a.v. onze informatica-huishouding, waarbij de NBD toen een van de allereerste 3 pioniers in ons land was met de inzet van de net ontdekte Internettechnologie voor commerciële toepassingen en rond het jaar2000 met de introductie in de bibliotheekbranche van RFID-chips.

De attentheid en vriendelijkheid van Aart is me altijd het meest bijgebleven bij de overname van onze concullega Bibliotheekboekhandel Haasbeek in Alphen a/d Rijn. Ik ga niet in de details. Die overname was door Haasbeek afgeblazen maar omdat de gesprekken op zich toch uiterst plezierig waren verlopen, met veel respect over en weer, bood Aart, als dank daarvoor, een etentje aan in Leiden aan de Rijn. Het was midden in de winter en buiten absoluut hondenweer. Binnen was het berengezellig, met als resultaat dat na twee dagen mevr. Haasbeek belde, dat ze alsnog akkoord gingen.
Met name vanwege Aarts hoffelijkheid en zorgvuldigheid was er een absoluut vertrouwenwekkende en vriendschappelijke band ontstaan, en die is er sindsdien altijd gebleven.

Natuurlijk kent zo’n lange arbeidsrelatie zoet en zuur. Dat laatste heb ik ook persoonlijk meegemaakt. In ons laatste gesprek hebben we daar ook nog even op teruggeblikt.
Aart kon er moeilijk mee leven dat ik naast mijn NBD-werkzaamheden nog een actief politiek leven had in Amsterdam. Hij was ervan overtuigd dat die energie ten koste zou gaan van de NBD. Later is dat allemaal in goed overleg en met wederzijds respect helemaal opgelost en zelfs omgeslagen in vriendschap. De zee ging destijds echter heel hoog, maar niet iedereen zag dat onze relatie meerdere lagen kende, die we ook redelijk uit elkaar wisten te houden.

Niet alleen zakelijk betreffende de NBD en onze policy t.a.v. de boeken- en bibliotheekwereld, maar ook privé, op algemeen maatschappelijk gebied, t.a.v. economie en politiek, en zeker op het gebied van kunst en cultuur, dachten wij synoniem en waren we het praktisch altijd eens.
Alle NBD-jaren vanaf 1986, en die daarna, doorlopend t/m dit voorjaar, tot aan nu toe, hadden wij een gezamenlijk abonnement op de operamatinees in het Concertgebouw. Van 1989 tot 2010 eveneens op de Muntschouwburg in Brussel en daarna ook nog enkele jaren op de Vlaamse Opera in Antwerpen.
Al die abonnementen omvatten zo’n 5 à 6 voorstellingen, dus wij spraken elkaar in dit verband minstens 10 keer per jaar. Na afloop dronken we dan een glaasje wijn en bespraken ons lief en leed en dat van de wereld waarin wij leven.

1 april jl. in het Concertgebouw bleek de laatste keer te zijn. In Het sluwe vosje vertelde Jancek ons, hoe toepasselijk, over de eeuwige cyclus van de natuur. Hij verstaat het leven als een omvattend proces van dood en wedergeboorte.
Ja, in mijn, en ook in uw gedachten, is Aart Blom niet dood, maar blijvend aanwezig.

LMC /23.07.12