Op dinsdag 29 januari is in Zaandam Dick Reumer overleden. De vroegere directeur van het NBLC is 80 jaar geworden. Op de bijeenkomst in het crematorium die op 5 februari plaatsvond waren ongeveer twintig oud-NBLC medewerkers aanwezig. Een van hen was Eduard Duijker die in zijn toespraak de betekenis van Dick Reumer voor het openbare bibliotheekwerk belichtte:
“Het is ondoenlijk de persoon van Dick Reumer en zijn betekenis voor (de ontwikkeling van) het openbaar bibliotheekwerk in het kort samen te vatten. Een zó veelzijdige persoonlijkheid en uitermate populaire directeur verdient zo niet een standbeeld dan toch zeker een aan hem gewijd boekwerk. Toch zal ik proberen in het in het kort zijn betekenis voor ons te memoreren.
Dick begon zijn bibliotheekcarrière in de provincie Noord-Holland, laatstelijk als directeur van de Provinciale Bibliotheek Centrale Haarlem. In 1971 werd hij directeur van het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, het NBLC. En dat is hij tot zijn pensionering in 1990 gebleven. Deze landelijke vereniging van openbare bibliotheken en bibliothecarissen is in die periode naar gezicht, inhoud en invloed in hoge mate door Dick Reumer bepaald. Het NBLC was de vrucht van het samengaan van 5 landelijke bibliotheekorganisaties en markeerde de ontzuiling in het openbare bibliotheekwerk. Dick slaagde erin de vele, soms tegenstrijdige belangen van de leden van deze nieuwe organisatie te verenigen en zo de invloed van de overkoepelende organisatie te vergroten. Als directeur van de vereniging wist hij het verzet tegen de landelijke bezuinigingen op het bibliotheekwerk te bundelen en ze soms met succes te niet te doen, of anders te matigen. Hij was ook het gezicht van de lobby die ervoor zou zorgen dat het bibliotheekwerk eindelijk bij wet geregeld werd. Door zijn optreden lukte het hem de politieke en publieke belangstelling voor het bibliotheekwerk levend te houden en de bibliotheekwereld bewust te maken van de politieke relevantie van hun werk.
Het publieke belang van openbare bibliotheken heeft bij Dick altijd voorop gestaan. Voor hem was het NBLC geen doel op zich maar een middel om bibliotheken in staat te stellen zo goed mogelijk te functioneren. Daartoe is onder zijn leiding ook de zakelijke dienstverlening aan de bibliotheken krachtig ontwikkeld. Dit leidde tot een enorme kostenbesparing. Door zijn zakelijk inzicht wist hij de omzet van het NBLC-bureau tijdens zijn bewind te vertienvoudigen; het aantal medewerkers steeg zelfs nog meer. Onder zijn leiding is de belangstelling voor doelgroepen die tot dan toe minder aandacht kregen fors gestimuleerd: er kwamen bijvoorbeeld bibliotheekvoorzieningen voor ouderen, immigranten en gehandicapten.
Als extravert mens in het toen nog introverte bibliotheekwereldje onderhield hij contacten en maakte samenwerkingsafspraken tot ver buiten het eigenlijke bibliotheekwerk. Binnen Nederland met o.a. boekhandels, uitgeverijen, omroepen, wetenschappelijke en gespecialiseerde bibliotheken en automatiseringsbedrijven. Buiten Nederland heeft hij de positie van het Nederlandse openbare bibliotheekwerk versterkt, hielp hij bij de oprichting van vergelijkbare centra in o.a. Vlaanderen, de Antillen en ik dacht ook in Suriname, en speelde hij een belangrijke rol binnen de internationale bibliotheekfederatie.
Van het NBLC heeft hij een open organisatie gemaakt, die haar leden serieus nam; hij informeerde ze, gaf ze invloed op de handel en wandel van het bureau en betrok ze bij werkgroepen en commissies. Naast de half- jaarlijkse ledenvergaderingen onderhield hij nauwe banden met de leden d.m.v. werkbezoeken, regionale markten en hoorzittingen. Die ledenbijeenkomsten waren eigenlijk het enige onderdeel van zijn werk waar hij echt tegenop zag. Met een vast ploegje werd dan altijd de goede afloop van die bijeenkomsten in enkele horeca-etablissementen gevierd tot ver na middernacht. In de geschiedenis van het Nederlandse openbare bibliotheekwerk zal het tijdperk Reumer te boek blijven staan als een periode van saamhorigheid, snelle groei, innovatie en professionalisering.
Dick was zonder meer een charismatisch leider en heeft zeer nadrukkelijk zijn persoonlijk stempel op het NBLC-bureau gezet. Zijn daadkracht, planmatige aanpak, tomeloze energie en sociale bewogenheid maakte hem tot een geweldige en dynamische directeur, voor en met wie je graag werkte. Zijn organisatiebeleid en financieel-economisch inzicht maakten het NBLC-bureau tot een bedrijf dat model heeft gestaan voor organisaties in binnen- en buitenland, binnen en buiten het bibliotheekwerk. Zijn sociale beleid kwam tot uiting in een open bedrijfscultuur en bijv. in een sociaal statuut, zaken die toen nog lang niet gemeengoed waren. Zijn deur stond altijd open en hij nam altijd de tijd voor medewerkers die problemen hadden in hun werk of in de privésfeer.
Typerend voor hem was dat hij internationale werkgroepen wist te transformeren tot min of meer persoonlijke vriendenclubs, waarbij het zakelijke overleg ongemerkt overging in zeer vrolijke avondjes. En vanzelfsprekend was Dick stuwende kracht en middelpunt van die soms, ik mag wel zeggen, roemruchte bijeenkomsten. Legendarisch zijn ook zijn avonturen en uitstapjes met enkele vaste bibliotheekmaatjes in de marge van internationale bibliotheekcongressen en buitenlandse bijeenkomsten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een man met zo’n bourgondische persoonlijkheid meerdere malen tot Prins Carnaval werd gekozen. Een man met wie het erg goed feestvieren was, een gangmaker, niet alleen voor zijn onmiddellijke omgeving en voor zijn medewerkers, maar ook voor het openbaar bibliotheekwerk.
Als één van zijn naaste medewerkers gedurende bijna 20 jaar was het voor mij dan ook niet alleen een voorrecht maar een buitengewoon genoegen om met Dick te werken en feest te vieren. Daar blijf ik hem bijzonder dankbaar voor. En ik weet wel zeker dat heel veel oud-medewerkers van Dick daar net zo over denken. Als icoon van het bibliotheekwerk zal Dick nog lang in onze herinnering blijven.”
Eduard Duijker.
Denkend aan Dick
‘Ah hier ben je’. Op mijn eerste werkdag bij het NBLC in mei 1975 ben ik in de vakbibliotheek aan het inspelen op een elektronisch orgeltje. Ik ben bij mijn binnenkomst meteen ingelijfd als vervanger van de zieke vaste begeleider van het bedrijfscabaret dat een paar dagen later moet optreden. Die ochtend bij mijn kennismakingsronde had ik directeur Dick Reumer niet gezien: hij was niet in het gebouw. Toen hij er ’s middags wel weer was, was een van zijn eerste taken het welkom heten van zijn nieuwe muziekmedewerker. Hij was gaan zoeken en had mij op een onverwachte plaats gevonden. Na een paar welkomstwoorden zei hij ‘ik kan alleen het Wilhelmus spelen met één vinger.’
Hij demonstreerde meteen zijn vaardigheid. Toen vroeg hij me ‘ken jij Land of Hope and Glory? Dat zul je hier nog nodig hebben.’ Al een paar dagen later wist ik waarom. En na talloze keren spelen, zingen en knielen zal ik het ook nooit meer vergeten. Sterker nog: waar ik het ook hoor, van concertzaal tot sportveld, denk ik meteen aan Dick Reumer. Dat zelfde is trouwens ook het geval met de kenmerkende geur van Dicks pijptabak.
Dick was geen gewone directeur. Hij was meer de bevlogen leider van een door hem gesmede hechte gemeenschap werkenden ten bate van de openbare bibliotheek. ‘Een verlicht despoot’ noemde een bibliotheekdirecteur hem eens. Volgens mij was het veel verlichting en heel weinig despotisme. Natuurlijk waren we het ook wel eens niet met elkaar eens. Kwaad worden kon ook. Maar kwaad blijven was onmogelijk. Dat liet Dick niet toe. Hij kon niet tegen kwade mensen. Hij kon ook niet tegen collega’s die in de put zaten. Dan moest er geholpen worden. Het was echt een soort familie dat NBLC van Dick Reumer. Er ging ook bijna niemand weg. Totdat Dick zelf wegging.
We vierden nog éénmaal echt feest, er was nog een laatste cabaret en toen werd het allemaal anders. De familie viel uit elkaar. We splitsten, reorganiseerden, discussieerden, polariseerden, fuseerden en gingen vele kanten op. We haalden ook massaal herinneringen aan Dicks doen en laten op. Dat laatste doen we nog steeds in onze vereniging van gepensioneerden. Zo herinneren we ons bijvoorbeeld de vaste zinnen waarmee Dick aan het slot van zijn jaarlijkse kersttoespraak aan ons om vergeving vroeg voor alles wat hij misschien verkeerd had gedaan. Met een staand applaus schonken wij hem graag die vergeving. Ik ben er van overtuigd dat hem die vergeving ook ten deel is gevallen bij de laatste keer dat hij het heeft mogen vragen.
Wolter van der Zwaan.
SLBO / 7 februari 2013