20140304 Dika Mual overleden

Op 4 maart overleed Dika Mual. Voor de meesten die haar kenden was dat niet echt een verrassing. Dika was al een paar jaar ernstig ziek. De laatste keer dat ik haar ontmoette was vorig jaar september op de boekenmarkt op het Korte Voorhout. Ze liep weer rechtop, speurde actief naar boeken die haar interesseerden, reageerde enthousiast op mijn aanwezigheid en praatte honderduit. Het was net of de oude Dika er weer was. Het bleek een korte opleving te zijn die het resultaat was van een beenmergtransplantatie. Korte tijd later stootte haar lichaam ook deze transplantatie af en verdween de hoop.

Dika kennen was, zoals wij nu best mogen erkennen, een voorrecht ook al viel dat soms niet mee. Dika was bijzonder. Met Dika werken, met Dika onderweg zijn, met Dika iets ondernemen: het was altijd enerverend en verrassend. Er gebeurde altijd wel iets onverwachts. Dika was een van die mensen waar over gepraat wordt en waarover anekdotes worden verteld. Ze ging in het begin van de jaren ’80 werken bij de Dienst AVM van het NBLC. Een van haar taken was het voeren van de voorraadadministratie van de afdeling Muziek van die dienst. Dat paste bij haar, want Dika kon goochelen met cijfers. Hoe ze de administratie precies voerde is ons nooit duidelijk geworden. Dika was een meester in het opzetten van eigen systemen die voor derden onbegrijpelijk waren. Maar het resultaat telde: het klopte altijd! Wij moesten ook wel aan Dika wennen. Haar “ja” was ja door dik en dun en haar “Nee” bleef nee al stonden de anderen ook op hun kop. Wanneer je het daarmee niet eens was legde ze het wel even uit… in het Maleis. Dika dacht in het Maleis. Dat bleek uit haar regelmatig geslaakte uitroepen van irritatie of enthousiasme. Het in het Maleis denken had ook als bijwerking dat Dika zich niets aantrok van de in het Nederlands gevoerde gesprekken om haar heen wanneer ze aan het werk was. Ze was altijd super-geconcentreerd. Je zou een kanon hebben kunnen afschieten: Dika merkte het niet.

Dika hielp iedereen die in moeilijkheden raakte. Ze deed dat spontaan en ongevraagd en vaak heel praktisch. Zo leerde ze gebarentaal om met haar doofstomme buurmeisje te kunnen communiceren. Ze was gek op haar huisdieren. Haar hondje ging in de jaren ’80 vaak met haar mee op reis. En haar poezen werden verwend. Wij woonden dicht bij elkaar en zorgden wanneer we ergens naar toe moesten voor elkaars poezen. Ook belde ze mij in die tijd wel eens ’s avonds laat op om de weg te vragen. Dika bezat namelijk absoluut geen richtinggevoel. Soms verdwaalde ze op weg naar huis. Zo’n telefoongesprek begon altijd surrealistisch: “Ja, eh, met mij (ze noemde nooit haar naam)…weet jij waar ik ben?” Mijn antwoord “in een telefooncel” was altijd juist (het was nog in de tijd van voor de GSM), maar het was niet altijd duidelijk waar die cel nu precies stond. Wanneer ik dat had uitgevonden werd er met behulp van een plattegrond een route uitgestippeld naar een plaats die Dika bekend was zodat de weg naar huis gevonden kon worden.

Toen in 1994 de dienstverlening van de afdeling Muziek sterk werd ingekrompen ging Dika werken bij de Dienst Boek en Jeugd waar zij o.a. betrokken was bij de aanschaf van antiquarische boeken. Toen het NBLC uit elkaar viel ging zij werken bij het Letterkundig Museum waar zij betrokken was bij het opzetten van de heel bijzondere jeugdcollectie. We zagen elkaar niet vaak meer, want we waren beiden verhuisd en woonden te ver van elkaar om nog voor de poezen van de ander te kunnen zorgen. Toen Dika ziek werd moest ze haar poes definitief onderbrengen bij haar zuster. Ze was moe, heel moe. Ze verontschuldigde zich dat ze niet meer antwoordde op aan haar gestuurde post. “Het gaat niet meer” zei ze me. En nu is het echt over. Maar vergeten doen we haar niet. Er komen nog heel wat momenten waarop iemand (bijvoorbeeld bij de SLBO) met een herinnering komt in de geest van “weet je nog wel met Dika…”. Want Dika was echt bijzonder.

Wolter van der Zwaan.

SLBO / 26 maart 2014