In memoriam Eduard Duijker (3 september 1944 – 16 december 2019)
Op 24 december 2019 heeft in besloten kring de crematie plaatsgehad van Eduard, tot zijn pensioen in 2005 Adjunct-directeur aanvankelijk van de Vereniging NBLC, later van de Stichting NBLC, daarna van Biblion BV en tenslotte bij NBD-Biblion BV (inmiddels weer Stichting geworden). Bij de NBD leerden wij Eduard al in een vroeg stadium van zijn loopbaan kennen toen hij werkte bij de Landelijke Bibliotheek Centrale en de directeur ervan vergezelde naar vergaderingen. Heel luid kon zij dan door de hele zaal heen roepen Eduard!!! als zij een papier nodig had uit de tas met stukken, die door hem werd beheerd. Als NBD-ers waren Van der Hoeven en ik vanaf 1969/1970 nieuwkomers in de bibliotheekwereld maar van Eduard wisten wij al heel spoedig wie hij was. In 1972 werd onze oprichter, de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken (1908) opgeheven en opgevolgd door de Vereniging NBLC. Onder de dynamische leiding van Dick Reumer kwam het personeelsbestand daar snel tot uitbreiding en trad Eduard Duijker er toe, vooral belast met een aantal taken de LID (Lectuur Informatie Dienst) betreffende. Binnen enkele jaren werd hij Adjunct-directeur Centrale Dienstverlening. Eduard werd dus degene met wie wij bij de NBD het meest te maken hadden. Van der Hoeven en ik, afkomstig uit de sfeer van boekhandel en uitgeverij moesten onze weg nog vinden in de bibliotheekwereld, waar wij eigenlijk niks van wisten. Bij Eduard konden wij altijd terecht met vragen waarom dingen gebeurden zoals ze gebeurden en wat wij moesten denken van tegenstellingen en discussiepunten in het NBLC en in de bibliotheekwereld, die wij niet altijd meteen konden plaatsen. Het voornaamste kenmerk van Eduards informatie was altijd: relativeren en de-escaleren. Het was allemaal niet zo erg als het soms wel leek, het zou wel in orde komen, wind je maar niet op. We hebben daar veel aan gehad. Tegenover sommige partijen konden we beter niet laten merken, dat we soms niet zo precies op de hoogte waren van gebruiken, verhoudingen en standpunten. Maar Eduard kon je rustig iets vragen, hij heeft er nooit misbruik van gemaakt dat hij wist dat wij nog van alles moesten leren over de gang van zaken in bibliotheken; hij heeft ons altijd goed geholpen. Uiteraard hadden we met enige regelmaat verschil van inzicht met het NBLC in het algemeen en met LID in het bijzonder. Omdat de NBD het meest contact had met Eduard kwamen alle discussies daarover vooral met hem tot ontplooiing. Zo hebben we een aantal jaren met elkaar gestreden over het feit dat het voor de NBD uitdrukkelijk verboden was boeken aan bibliotheken aan te bieden, die nog niet met deskundig oog (van het NBLC dus) waren beoordeeld en beschreven. Ook waren er in die tijd binnen LID krachten, die er bezwaar tegen hadden dat veelgevraagde titels waar de bibliotheken om zaten te springen, met voorrang behandeld zouden worden. Dat was toegeven aan de commerciële belangen van uitgevers! Tegelijkertijd lieten de uitgevers en de boekhandel er geen traan om als veelgevraagde titels geruime tijd nog niet in de bibliotheek te leen waren. Was misschien niet slecht voor de verkoop! Onze klanten hadden echter tot in 1987 alle gelegenheid diezelfde titels wel volledig “gereedgemaakt” aan te schaffen bij Bibliotheekboekhandel Haasbeek in Alphen aan den Rijn, die ze vanaf de eerste dag van verschijnen kon leveren met een zelfgemaakte titelbeschrijving. Pas toen de NBD dit bedrijf op 1 september van dat jaar overnam veranderde de situatie fundamenteel. Een heel verhaal, maar wat daarbij belangrijk is, dat de verhouding van de NBD met Eduard (met de pet van het NBLC op) ondanks alle woeling altijd prettig en positief bleef. Een “zachtmoedige reus” noemt Thea Duijker haar man in de overlijdensannonce. Een uitermate treffende omschrijving! Er waren onderling afwijkende belangen en opvattingen bij NBLC en NBD, maar de verhoudingen bleven werkbaar. Er hebben zich bij mijn weten nooit echt onaangename scènes voorgedaan, waar Eduard een rol in speelde. Een nieuwe kant van Eduard leerde ik kennen tijdens de studiereizen naar bibliotheken en bibliotheekorganisaties in het buitenland, die met enige regelmaat door de Werkgroep PBC-en, door DOS en LDO werden georganiseerd. Dergelijke reizen waren zowel voor NBLC als NBD een belangrijke mogelijkheid om een wat persoonlijker relatie op te bouwen met onze klanten. Naast alle gesprekken over wat we goed en wat we niet zo geweldig vonden bij de bezochte instellingen ontpopte Eduard zich daar als een groot kenner van spijs en drank. Hij schroomde niet om soms de overnachtingshotels als jeugdherberg te bestempelen en de aldaar geserveerde maaltijden (achteraf) van (beschaafd) commentaar te voorzien wanneer ze hem niet zo bevielen. Een keer maakte ik op dat gebied een grote fout: Eduard en Thea kwamen bij ons op bezoek in Den Haag en nu wil het geval, dat wij altijd wijn drinken uit de supermarkt. Dat stadium zijn we nooit te boven gekomen. Ik had niet goed nagedacht en vergeten voor hun bezoek wat meer verantwoorde wijn aan te schaffen. We dronken gewoon maar een glaasje van de supermarkt. Eduard zei er niets over. Achteraf had ik spijt, dat onze gastvrijheid tekort was geschoten tegenover een echte kenner. Maar Eduard bleef altijd aardig. Zo zal ik mij hem herinneren. Zachtmoedig. Aart Blom
*Eduard Duijker (1944 – 2019)*
Op de derde maandag van mei 1975 meldde ik mij om een uur of negen aan de receptie van het gebouw van het NBLC in de Taco Scheltemastraat in Den Haag. Ik vertelde de receptioniste dat het mijn eerste werkdag was bij de (zoals dat toen werd geschreven) Lektuur Informatie Dienst van dat NBLC. De receptioniste keek verschrikt en belde de dienst. Het hoofd (Dick Scheepstra) bleek afwezig te zijn, maar even later verscheen een vriendelijke bebaarde man die zich voorstelde als de hoofdredacteur (dat was toen Fred De Swert). Hij heette mij welkom en stelde voor om allereerst een kop koffie te gaan drinken in de op de bovenste verdieping gelegen kantine. Na de kop koffie en een door hem gepleegd telefoontje nam hij mij mee op een lange kennismakingsronde langs de afdelingen. Na anderhalf uur kwamen we tenslotte op de benedenverdieping waar onder andere de Lektuur Informatie Dienst (LID) was gevestigd waarvoor ik een Grammofoonplaten Informatie Dienst (GID) zou gaan opzetten. De laatste persoon waaraan ik werd voorgesteld was grote man met veel donker haar. Dat was Eduard Duijker en hij was het hoofd van de dienst Dokumentatie en hij bleek ook mijn buurman te worden. Mijn werkplek bestond uit een stukje kantoortuin met een bureau, twee stoelen en een lage kast. Eduard nodigde mij uit om op de stoel achter het lege bureau plaats te nemen en ging er zelf voor zitten om me te leren kennen en vooral om mij wegwijs te maken in het bedrijf. Dat wegwijs maken was wel nodig. Ik kwam niet uit de bibliotheekwereld en een paar maanden eerder had ik nog nooit van het NBLC gehoord. Eduard maakte mij in ons eerste gesprek duidelijk hoe de bedrijfscultuur in elkaar zat en met wie ik rekening moest gaan houden. Hij vertelde het helder al moest hij soms wel met wat bromgeluiden en hmms op zijn woorden komen. Wat mij meteen opviel was zijn gezichtsuitdrukking die vaak meer zei dan zijn woorden. Ik heb later geleerd, dat het heel belangrijk was om op Eduards gezicht te letten tijdens een debat of een gesprek met anderen. Zijn gevoel voor humor maar ook in voorkomende gevallen zijn negatieve mening over bepaalde gesprekspartners kon hij nooit helemaal verbergen. Ik denk, dat ons eerste gesprek bepalend is geweest voor onze verhouding in de volgende 44 jaar. Er was van meet af aan collegialiteit en daardoor ook snel vertrouwen aanwezig. Tijdens dat eerste gesprek vertelde hij mij ook, dat het NBLC pas een paar weken in de Taco Scheltemastraat was gevestigd en dat mijn aanmelding bij de receptie voor een bescheiden paniek had gezorgd. Men was mij bij de indeling compleet vergeten en er was dus geen werkplek voor mij. Tijdens mijn extra lange kennismakingsronde was er ruimte geschapen door een stukje van Eduards eigen werkplek af te halen. Later bleek, dat hij bijna de helft van zijn werkruimte plus een lage kast aan mij had afgestaan. Ik ben bijna een jaar zijn buurman gebleven. Toen kreeg ik er twee medewerkers bij, maakte nogal wat geluid (muziek is niet stil) en kreeg regelmatig vertegenwoordigers op bezoek en dus verhuisde ik naar een eigen werkkamer aan de rand van de kantoortuin. In mijn geheugen is Eduard wel mijn beste buurman gebleven tijdens de drie decennia die ik bij het bedrijf heb gewerkt. Wat mij, zeker in het eerste jaar, niet duidelijk werd is wat de dienst Dokumentatie nu eigenlijk deed. Het is misschien het best te omschrijven als het beschikbaar maken en ontsluiten van al het drukwerk dat geen boek was. Dat waren o.a. knipselkranten en DOTA. Eduard nam initiatieven om bepaalde producten op te starten en ook om die producten onder de aandacht van de bibliotheken te brengen. Aan het misschien wel succesvolste product van Dokumentatie, LiteRom, waarmee het NBLC de digitale snelweg opging, is van na Eduards tijd bij de dienst, maar hij werkte wel mee aan de totstandkoming en de lancering. Bij een grote reorganisatie van het NBLC werd hij een van de drie adjunct-directeuren van het bedrijf met als werkterrein de Centrale Dienstverlening. Ook onderhield hij de contacten met de buitenlandse bibliotheekorganisaties. Die laatste taak had tot gevolg dat Eduard maar weinig op het NBLC-bureau aanwezig was. Zijn overvolle agenda was al eerder de oorzaak geweest dat hij een wens niet had kunnen vervullen. Bij de oprichting van de NBLC-band in 1981 meldde hij zich aan als trompettist. Al na een paar weken werd duidelijk dat hij vrijwel nooit bij de repetities zou kunnen zijn. De trompet werd weer opgeborgen. Maar bij de meeste uitstapjes en feesten was hij er wel en zong ook hij vol overgave mee met het lijflied van directeur Dick Reumer (kijk bijv. in het SLBO-archief bij de foto´s over het uitstapje naar Brussel). Een speciale taak stelde hij zichzelf om zijn collega´s elke zomer van voldoende kleine appeltjes te voorzien. In de Betuwe had hij een klein “buiten” met nogal wat (oude) appelbomen. De resultaten van de soms uitbundige oogsten nam hij wekenlang mee in kistjes waaruit wij net zoveel appeltjes mochten meenemen als we dragen konden. Internationaal was hij o.a. actief als secretaris van de ROTNAC, de “Round Table” van de internationale bibliotheekorganisaties en gaf hij lezingen o.a. tijdens meerdere IFLA congressen. Bij zijn werk op het centrale dienstverleningsterrein binnen het NBLC waren ook aspecten waar hij het moeilijk mee had. Conflicten oplossen was niet zijn sterkste punt omdat hij het vaak met beide partijen eens was en soms bleek hij een te zachte heelmeester waardoor problemen opnieuw opdoken. Mensen ontslaan was hem een gruwel, maar bleek soms onvermijdelijk te zijn. Binnen het klimaat van het NBLC van Dick Reumer was hij echt op zijn plaats. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij de leiding had bij de afscheidsbijeenkomst van Dick Reumer in Diligentia. En toen werd alles anders. Bij Eduard (net als bij Dick Reumer) was empathie een van de drijfveren in de dagelijkse omgang met de collega´s. Bij Dick Reumers opvolger als directeur van het NBLC, Rudi van der Velde, ontbrak die empathie. Het gevolg was een lange periode van conflicten waarin Eduard (nu in de functie van adjunct-directeur Exploitatie) vaak in situaties belandde waarin hij dingen moest doen waar hij het absoluut mee oneens was. Zo moest Eduard bij een serie ontslagen, die noodzakelijk was geworden door financiële tekorten, bij de rechtszaak de directie vertegenwoordigen. Ik heb mij nooit aan de indruk kunnen onttrekken dat hij heel tevreden was met de afwijzing van de ontslagvergunningen door de rechter. Wat Eduard in die periode vaak probeerde was de problemen die het directiebeleid voor sommigen veroorzaakte wat te verzachten door oplossingen aan te dragen. Ook ik ben hem daarvoor nog steeds dankbaar. In deze nogal onrustige periode werd de naam van bedrijf veranderd van NBLC naar Biblion en werd de vereniging een BV. De verenigingstaken verhuisden naar een eigen organisatie en het dienstverleningsbedrijf werd verkocht aan het ICT-bedrijf ASD. Die plaatste een waarnemend directeur (Schretlen) aan het hoofd van het bedrijf en Rudi van der Velde werd op een zijspoor gezet. Eduard kon weer met meer plezier naar zijn werk gaan, want hij werd ingezet bij de reorganisatie van het bedrijf en zijn internationale contacten bleven behouden. Eduard begreep waarschijnlijk net zoveel van de in ICT-termen verpakte filosofie van AND als de meeste andere collega´s en ook hij zal een zucht van verlichting geslaakt hebben toen AND een jaar later Biblion verkocht aan de aloude NBLC-partner NBD. NBD-Biblion was geboren en Eduard was weer adjunct-directeur in een team waarvan hij de andere leden al vele jaren kende. Eduard functioneerde weer als vanouds, sprak jubilarissen en afscheidsnemers toe, ging naar congressen en andere bijeenkomsten en kon weer lachen. Bij een van de feestelijke bijeenkomsten rond hem ontdekten wij, dat Eduard een “Feinsmecker” genoemd mocht worden, maar dat wist ons niet echt te verbazen: de meesten van ons kenden Eduards liefde voor lekker eten en goede wijn wel. Toen ik in 2005 met de VUT ging was het Eduard mij namens de directie toesprak. Een betere keuze had die directie niet kunnen maken. De man van mijn gesprek op mijn eerste werkdag was ook de spreker op mijn laatste werkdag. Een paar jaar later werd de SLBO opgericht. Eduard was een van de eersten die zich bij mij en mijn medeoprichters aanmeldde als lid. In de tien jaar die sindsdien verlopen zijn was Eduard een van de trouwste bezoekers van onze activiteiten. De laatste keer was begin mei van dit jaar in Hoorn. Het was ook de laatste keer dat wij elkaar spraken. Op de dijk met stevige wind en regenvlagen in de rug hebben we even gepraat over zijn oude huis aan de gracht dat nog steeds te koop stond, over zijn nieuwe huis in een Amsterdamse buurt waar mijn vader ooit opgegroeid was en waar het hospitaal stond waar ik, zo´n zeven maanden voordat Eduard werd geboren, zelf ben geboren. Het laatste onderwerp was zijn gezondheid. “Het gaat wel”was Eduards door zijn bekende hmm en licht gegrom omgeven antwoord. Zoals gewoonlijk sprak uit zijn gezicht het echte antwoord: het ging niet zo goed. Op station Sloterdijk keek ik hem na terwijl hij langzaam in de regen uit het zicht liep. Begin november werd hij in het ziekenhuis opgenomen: het ging slecht. Hij overleed op maandag 16 december. Het was misschien wel symbolisch dat deze “zachtmoedige reus” zoals zijn vrouw hem in de rouwadvertentie raak omschreef, zijn licht definitief doofde aan het begin van een week waarin de meeste mensen juist de lichtjes aan plegen te doen. Wolter van der Zwaan.- SLBO / 20 januari 2020