In memoriam Margreet Wijnstroom  1 october 2018

Op 1 oktober is ons oudste SLBO-lid, Margreet Wijnstroom, overleden. Zij is 96 jaar oud geworden. Margreet Wijnstroom was van 1958 tot 1970 de algemeen secretaris van de Centrale Verening voor Openbare Bibliotheken. Zij was daarmee de directe voorgangster van Dick Reumer toen de Centrale Vereniging werd omgezet in het NBLC. Margreet vertrok toen naar de IFLA, waarvan zij tot 1987 de secretaris-generaal was. Echt stil zitten kon ze niet: in de volgende jaren schreef ze zes detective romans. In die romans speelden personen uit haar omgeving en haar verleden rollen. De eerste van die boeken was “Steekspel in de bibliotheekarena” met een duidelijke hoofdrol voor Dick Reumer. Een ander gegeven in de romans was de hockeysport. En dat was ook niet toevallig. Voor haar bibliotheekwerk was Margreet namelijk landelijk bekend als hockeyster. Zij speelde in 31 interlands en was ook de aanvoerster van het Nederlandse elftal. Dat zij na haar actieve sportloopbaan ook actief was op het bestuurlijke vlak van de sport spreekt eigenlijk vanzelf. De bibliotheekwereld heeft een originele, actieve, creatieve en ook humorvolle oud-collega verloren waaraan zo nu en dan beslist nog zal worden gedacht. Een van de personen waarmee Margreet contacten onderhield was Aart Blom. Hij schreef wat herinneringen op, die voornamelijk gaan over het begin van hun samenwerking zo rond 1970. *Herinneringen bij het overlijden van Margreet Wijnstroom.* Margreet Wijnstroom was het eerste personage uit de bibliotheekwereld, dat ik beroepshalve leerde kennen. Dat kwam zo. Rond 1969 gingen de openbare bibliotheken nadenken over gezamenlijke inkoop van boeken. Tijdens een receptie bij de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken hoorde Cor van der Maar, de toenmalige voorzitter van de Nederlandse Boekverkopers Bond de staatssecretaris van officiële zijde de bibliotheken aanmoedigen daar eens goed over na te denken. Een behoorlijk schrikbeeld voor de boekhandel natuurlijk, die een wezenlijke klantengroep zag wegvallen en kon vrezen dat er veel herrie in het boekenvak zou ontstaan in het kader van discussie over de vaste prijzen. Er werd nu namens de overheid gezegd dat de bibliotheken maar eens moesten kijken of zij zelf hun inkoop konden organiseren. Uiteraard lag daar een gedachte achter om hogere kortingen dan het Reglement Handelsverkeer de boekhandel toestond, aan bibliotheken te verlenen. Het eerste wat Cor van der Maar daarom deed was een bezoek brengen aan Margreet Wijnstroom en haar proberen te overtuigen dat het idee om de inkoopkracht van de gezamenlijke openbare bibliotheken in Nederland te gaan benutten beter in harmonie met de boekhandel kon worden ontwikkeld dan in een oorlogssituatie. De boekhandel kon op haar beurt steun gaan zoeken bij de uitgevers, die er alle belang bij hadden, dat het “fijnmazige net” van goed gesorteerde boekhandels in grote en kleine plaatsen in ons land zou blijven bestaan. Samenwerkende bibliotheken hadden kracht, maar het samenwerkingsverband van boekhandels en uitgeverijen was ook niet te onderschatten. Margreet Wijnstroom zag positieve kanten van een harmonieuze verhouding met het boekenvak en zij had begrip voor het argument dat boekhandel, uitgeverij en het openbare bibliotheekwerk veel meer baat zouden hebben bij samenwerking om de leescultuur in stand te houden dan bij onderlinge strijd. Laat mensen met boekhandelservaring die gezamenlijke inkoop organiseren was het advies van Van der Maar. Probeer dat soort werk niet te gaan doen in het gesubsidieerde kader van de OB-en zelf. Zo werd de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels officieel bij het overleg betrokken en kreeg het adviesbureau van Van der Hoeven, waar ik toen enkele jaren werkte, de opdracht een opzet te maken voor een efficiënte en kostenbesparende maar ook harmonieuze inkoopsamenwerking. Van der Hoeven en ik wisten wel wat van de bedrijfsvoering van boekhandels en uitgeverijen maar we hadden -moet ik bekennen- er niet veel idee van hoe openbare bibliotheken in elkaar zaten. Zo kwam ik bij Margreet Wijnstroom terecht om mij enigszins te laten inwijden in de uitgangspunten en de behoeften van de bibliotheken. Het was duidelijk dat buitenlandse inkooporganisaties niet onmiddellijk onder de indruk zouden zijn van iemand die kwam vertellen dat hij wat vragen wilde stellen namens de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels. Ook gingen Van der Hoeven en ik vergaderingen bijwonen van de “Commissie Bibliografische Planning” van de Centrale Vereniging, waar we bibliothecarissen ontmoetten van wie we het nodige konden leren. In maart 1969 kreeg ik de taak in Denemarken en Zweden te gaan kijken hoe zo´n centrale inkoop was georganiseerd en hoe dat in goede samenwerking met boekhandel en uitgeverij geschiedde.Margreet Wijnstroom gaf mij de namen van de personen, die ik het beste zou kunnen benaderen en zij zorgde bij hen voor een voor-introductie. Contact leggen in het buitenland was toen nog behoorlijk ingewikkeld. Je moest bij de Nederlandse telefooncentrale eerst een gesprek aanvragen en dan geruime tijd goed in de buurt van het toestel blijven om de verbinding aan te nemen die handmatig was opgebouwd. Om een bodem te leggen had ik daarom maar eens brieven geschreven aan de diverse opperhoofden in Kopenhagen en Lund om te vertellen wie ik was en wat ik kwam doen; daarna zou ik kunnen bellen en vragen of ze me wilden ontvangen. De naam van Margreet Wijnstroom deed wonderen. Ik kreeg onmiddellijk afspraken op basis van een kort telefoongesprek. Natuurlijk zou ik ontvangen worden: ik kwam namens Margreet Wijnstroom! Ze was nog lang geen secretaris-generaal van de IFLA (dat kwam pas in 1972), maar ze kende iedereen en iedereen kende haar. Ze had me goede raad gegeven voor elk opperhoofd een liter jenever mee te nemen uit Nederland. Dat zou de ontvangst zonder meer soepel maken. Dat klopte precies. Zowel bij Biblioteksentralen in Kopenhagen als bij Bibliotekstjänst in Lund werd ik eerst ritueel ontvangen door het opperhoofd, leverde mijn jenever af en mocht ik vervolgens mee met de mensen, die het uitvoerende werk onder zich hadden. Daar kon ik mijn hele vragenlijst afwerken. De jenever werkte ook nog goed door in die zin dat ik vervolgens allerhartelijkst werd ontvangen in Stockholm bij Hässler´s Bokbinderi Librex AB waar men op afstand van één nachtelijke slaapwagenrit van het kantoor van de inkooporganisatie de aangeschafte boeken gereedmaakte voor de Zweedse bibliotheken. Zo ging dat overigens bij de NBD in het begin ook. De ingekochte boeken werden bij buitenbinders afgeleverd en gereedgemaakt en bij het Centraal Boekhuis ingepakt en verzonden. Als NBD zagen we onze eigen producten nooit. Ik kan iedereen verzekeren, dat het een verademing was toen we zelf gingen inpakken en verzenden en zodoende zagen wat we eigenlijk leverden en niet meer afhankelijk waren van telefoontjes uit Culemborg met mededelingen als “sommige boeken zien er deze week een beetje raar uit”. Een enorme verbetering! Dit overigens terzijde. In Zweden gingen de boeken van Hässler in Stockholm naar Seelig in Stockholm, een soort Centraal Boekhuis, waar ik dankzij de invloed van Margreet Wijnstroom ook meteen mijn licht mocht komen opsteken. Vanaf de oprichting van de Stichting NBD op 9 november 1970 werkten wij met de “Informatie Dienst” van de Centrale Vereniging, die op 8 april 1972 werd opgeheven en vervangen door de Vereniging Nederlands Bibliotheek & Lectuurcentrum, waar we met de “Lectuur Informatie Dienst” te maken kregen en uiteraard met Dick Reumer, die een gecompliceerde organisatie onder zich had maar van de kleinste kleinigheid op de hoogte was. Margreet Wijnstroom ging over naar de IFLA (International Federation of Library Associations) waar ze secretaris-generaal werd. In die positie maakte ze nog eens grote indruk op mij door uit te leggen hoe je in de toenmalige Sovjet-Unie meteen een tafeltje moest krijgen in een restaurant, waar buiten een lange rij mensen stond te wachten op hun beurt. Door de achterdeur naar binnen, de keuken in. Armen strekken en tussen alle vingers van beide handen biljetten van één Dollar vasthouden. Iedereen, die je ziet krijgt gelegenheid zo´n biljet tussen de vingers uit te trekken. Doelbewust doorlopen. Als je handen leeg zijn heb je een tafeltje. Een kordaat en praktisch persoon en zo zullen veel collega´s en functionarissen uit zowel het Nederlandse als het internationale bibliotheekwerk haar herinneren. Aart Blom SLBO / 8 oktober 2018